Quantcast

Faalangst

Inhoud

Wat is Faalangst?

Elk kind is wel eens bang om te falen. En dat is ook helemaal niet erg, want het werkt juist motiverend. Pas als het kind ergens heel erg bang voor is, of de angst is niet realistisch, is er sprake van faalangst. Ook als het kind zichzelf blokkeert in plaats van motiveert.

Er ontstaan echte angst- en spanningsgevoelens, waardoor het kind niet meer goed kan presteren. Dit noemt men negatieve faalangst.
Faalangst is geen karaktertrek of persoonlijkheidseigenschap. Faalangst zijn eigenlijk aangeleerde stappen die het kind doorloopt. Als een kind regelmatig faalt of iets lukt hem regelmatig niet, dan heeft dat (negatieve) invloed op zijn zelfbeeld.

Verschillende vormen

Er bestaan verschillende vormen faalangst. De meest bekende is die op schoolse taken, bijvoorbeeld bang zijn om opdrachten niet goed te maken.

Faalangst kan ook voorkomen bij sociale taken, bijvoorbeeld in gezelschap wat moeten zeggen. De laatste vorm is faalangst voor motorische of competitieve taken, te denken valt aan meedoen aan een sportwedstrijd.

Ontstaan van faalangst

Om faalangst te kunnen ontwikkelen, moet het kind weten wat falen is. Het kind moet om wat voor reden dan ook een keer gefaald hebben.

Aspecten die zelfvertrouwen onder druk zetten

  • Beschermde stijl: Het kind heeft in dit geval te weinig geleerd om te falen. De ouders vinden het vervelend als hun kind faalt en grijpt in voordat het kind kan falen. Zo leert het kind niet om zelf problemen op te lossen en er wordt geen gelegenheid gegeven tot falen, waardoor het kind bekend raakt met het falen.
  • Verwaarlozend: Deze staat tegenover een beschermde stijl. Het kind faalt en niemand helpt hem.
  • Perfectionisme: Als het kind perfectionistische ouders heeft, komt hij ook onder druk te staan. Het kind krijgt het gevoel dat nooit iets goed genoeg is.
  • Ongeduldige stijl: Wanneer ouders ongeduldig zijn als het kind iets niet snel genoeg begrijpt, kan dat schadelijk zijn voor het kind.

Waar ontstaat faalangst?

Faalangst kan overal ontstaan waar het kind alleen wordt beoordeeld op de geleverde prestaties. En dan vooral op cognitieve vakken (op school).

Prognose

Hoe de faalangst verder verloopt en ontwikkelt bij het kind is afhankelijk van meerdere factoren. Bijvoorbeeld de motivatie van het kind, of de behandeling van faalangst op een goede manier gebeurt en het is afhankelijk van de omgevings- en gezinsfactoren.
Hoe beter de gezinsfactoren zijn, hoe beter de ontwikkeling van het kind met faalangst zal verlopen.

Angst- en spanningsgevoelens gebonden aan een taak

Faalangst is een angst die altijd te maken heeft met een taak. Het is een combinatie van cognitieve, lichamelijke en gedragsmatige reacties op een situatie waarin een prestatie moet worden geleverd. Kinderen vinden de prestatie ontzettend belangrijk en denken ook dat de kans groot is dat ze de taak of opdracht niet aankunnen.

Het stellen van de diagnose faalangst

Als eerste moet goed onderzocht worden wat voor faalangst het kind precies heeft, voordat er met de behandeling wordt begonnen.

De vragen die dan worden gesteld zijn:

  • Hoe komt het dat dit kind faalangstig is?
  • Heeft hij of zij vroeger vervelende ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld een bepaald vak op school?
  • Is het de omgeving die invloed heeft gehad op het kind?
  • Etc.

Een nauwkeurige omschrijving van faalangst is belangrijk, omdat dan duidelijk is dat de kenmerken geen kenmerken zijn van een ander probleem wat het kind misschien kan hebben. Faalangst heeft geen rijtje met kenmerken die standaard en alleen bij faalangst horen.

Drie kenmerken van faalangst

Er zijn drie kenmerken van faalangst:

  • Op cognitief gebied.
    Gedachten vinden (cognitief) plaats in je hoofd. Al lang voordat het kind de taak moet uitvoeren spoken gedachten door zijn hoofd als ‘het zal vast wel weer niet lukken’ of ‘ik krijg vast wel weer een black-out’.
    Het kind denkt dat niks goed kan gaan en heeft daardoor een negatief zelfbeeld, weinig gevoel van eigenwaarde, beoordeelt zichzelf negatief. Ten slotte kan het kind zichzelf niet goed accepteren. Als iets goed gaat komt dat door iets anders dan henzelf en als iets fout gaat komt dat wel door henzelf. Complimentjes nemen ze niet aan, want ze zijn niet waar.
    Door alle spanning en adrenaline in het lichaam wordt het denken als het ware geblokkeerd. Na de taak stroomt de adrenaline weer weg en is het kind weer beter in staat om goed te denken. De angst voor de taak kan zo overheersen dat er geen ruimte meer is voor iets leuks.
  • Op lichamelijk gebied.
    Door de angst voor de taak kunnen er vele lichamelijke reacties optreden. Voorbeelden daarvan zijn onder andere: zweten, rood hoofd krijgen of rode vlekken in de nek, veel naar de wc moeten, hartkloppingen en hoofdpijn. Daarnaast komen maagklachten en darmklachten ook voor.
  • Op gedragsmatig gebied.
    Duidelijk is dat te zien aan hun werkhouding. Kinderen met faalangst werken vaak ongestructureerd en chaotisch. Ook leren ze teveel details. Ze onderbreken hun werk en dwalen af. Lijken veel ’te dromen’.

Er zijn verschillende typen faalangst:

Er zijn verschillende soorten faalangst. Onderstaand de beschrijving van vijf typen faalangst.

Prestatietype

Het kind is alleen maar bezig met presteren. Hij voelt zich pas goed als hij een goed cijfer heeft gehaald, wanneer dit niet lukt is hij dus ongelukkig.
Ook thuis wil het kind hard leren en besteed veel tijd aan zijn huiswerk.

De instelling van het kind is dat het een tien moet halen, waardoor hij veel leert, veel overhoort en daarop weer veel leert. Deze instelling is slopend voor een kind. Zeker als het naar het voortgezet onderwijs moet.

Twijfeltype

Het kind vertelt steeds dat hij het werk niet snapt of niet aankan. Alles is veel te moeilijk en hij zucht en steunt veel.
Als hij iets niet meteen weet is dat een bevestiging voor het feit dat hij ook nooit wat weet. Deze kinderen willen liever niet naar school, omdat dit juist de plek is waar zoveel angst is, die plek willen ze vermijden.

Overafhankelijke type

Dit kind leunt sterk op de leerkracht. Als de uitleg net geweest is, vraagt hij gelijk weer om uitleg.
Als het niet lukt komt dat niet door hemzelf, maar geeft hij direct anderen de schuld. Zo’n kind kan met de leerkracht in een discussie gaan over een fout.

Maar ook als het wel goed gaat, ligt dat aan de ander. Zo kunnen zij alleen goed presteren bij een bepaalde leerkracht en dit kan (vooral bij de leerkracht) irritaties opwekken.
Deze kinderen weigeren om te denken, omdat ze niet vertrouwen op hun eigen denken.

Overonafhankelijke type

Deze kinderen vragen juist niet om hulp, dat vinden ze vernederend. Deze kinderen willen bewijzen dat ze het wel kunnen, al lukt dat hen niet.
De leerkracht voelt zich bij dit kind meestal ongemakkelijk omdat hij niet mag helpen en kan hier ook niet op ingrijpen. Soms wordt het het kind teveel en kan dan ontploffen door bijvoorbeeld zijn werk neer te gooien.

Isolatietype

Dit kind is erg zorgelijk en heeft de moed opgegeven. Hij vraagt zich af waarom hij überhaupt nog moet presteren, want als hij moet presteren wordt hij alleen maar bang. Als hij niet meer presteert, hoeft hij in ieder geval die angst niet meer te voelen. Het slechte cijfer dat dan gehaald wordt neemt hij op de koop toe.
Deze problemen komen meestal voort uit een ander type faalangst en worden vaak verward met motivatieproblemen.

Positief zelfbeeld creëren

Het grootste probleem van een kind met faalangst is dat het een weinig positief zelfbeeld heeft.
Belangrijk is het daarom om hier in eerste instantie aan te werken. Het kind moet leren om met spanningen in bijvoorbeeld schoolse taken om te leren gaan.

Heel geleidelijk kan het kind stapje voor stapje geleerd worden hoe het bepaalde situaties aan moet pakken, waarbij vooral het tempo van het kind aangehouden moet worden.

Hierbij is het belangrijk dat de sfeer goed is. De begeleider moet respectvol met het kind omgaan en tegelijkertijd structuur bieden. Het kind moet serieus genomen worden en het kind moet zich veilig voelen doordat er warmte en betrokkenheid wordt getoond.
Daarnaast moet er veel aandacht zijn voor andere zaken dan alleen leren en presteren, zoals creatieve, motorische en sociale vaardigheden.

Behandeling van de drie kenmerken van faalangst

De behandeling van de cognitieve, lichamelijke en gedragsmatige kenmerken van faalangst.

Cognitieve kenmerken.

Gedrag, gedachten en gevoelens hangen met elkaar samen. Niet de gebeurtenis zelf, maar de manier waarop je over de gebeurtenis denkt, bepaalt hoe je je voelt over de gebeurtenis. Je kunt zelf bepalen wat je denkt en dat is meteen de ingang van de behandeling.

Het kind moet positief leren denken. De niet-helpende en niet-reële gedachten worden omgebogen naar helpende en reële gedachten. Dus fouten maken mag!

Lichamelijke kenmerken.

Belangrijk is dat het kind ontspannings- en ademhalingstechnieken aangeleerd krijgt, zodat hij zijn ademhaling en spierspanning kan leren beheersen.
Een steviger houding zorgt er letterlijk voor dat hij met beide benen op de grond staat.

Gedragsmatige kenmerken.

Het kind kan minder faalangstig gemaakt worden door positieve aandacht te leggen op niet-faalangstig gedrag.
Stap voor stap kan ook niet-faalangstig gedrag aangeleerd worden.

Praktische aanpak (thuis en in therapie) en tips voor het omgaan met een faalangstig kind.

Praktische aanpak (thuis en in therapie)

  • Geef het kind het gevoel dat het geaccepteerd wordt. Biedt veiligheid, structuur, begrip, aangepaste stof. Je moet achter het gedrag kunnen kijken. Een goede band tussen ouder/begeleider en het kind is belangrijk voor een goede sfeer.
  • De ontwikkeling gaat in kleine stapjes, verwacht dan ook geen grote. Wees duidelijk en eerlijk naar het kind in wat al goed gaat en wat nog beter kan.
  • Een kind heeft zelf invloed op zijn prestaties. Wanneer het kind iets goeds heeft gedaan of een goed resultaat heeft behaald, moet hem duidelijk worden gemaakt dat dit door hemzelf komt en dat hij daar zelf invloed op heeft. Het kind heeft controle over gebeurtenissen en ze zijn dus een gevolg van zijn eigen gedrag. Dat is ook het geval bij faalangst: hij roept het zelf op.
  • Biedt het kind succeservaringen, zodat hij over de angst heen komt. Zeg nooit tegen het kind dat de angst niet nodig is, want het kind voelt die angst gewoon zo en dat is niet weg te nemen door het te ontkennen.
  • Het kind wordt geaccepteerd, maakt niet uit wat hij presteert. Laat het kind duidelijk merken dat hijzelf en zijn prestaties twee aparte dingen zijn.
  • Help het kind om belemmerende gedachten om te zetten in helpende gedachte. Dus niet: ik moet dat kunnen, maar ik wil dat kunnen. Leer opmerkingen waarmee het kind zichzelf afbreekt af, zoals: wat ben ik toch stom bezig, als ik zo doorga, gaat het zeker fout.
  • Fouten maken is menselijk en dat mag dus!
  • Met ontspanningsoefeningen en een goede houding en ademhaling kunnen ervoor zorgen dat het kind controle krijgt over de faalangst. Leer dit dus aan het kind.
  • Problemen moeten meteen aangepakt worden! Want uitstellen van werk verhoogt de druk bij het kind.
  • Als het kind goede studievaardigheden aangeleerd krijgt, zal het kind binnenkomende informatie beter verwerken. Leer hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden en leer hem de goede vragen te stellen bij een taak.
  • Zorg voor een vriendelijke en niet-bedreigende sfeer in de groep, waarin fouten maken mag en niemand elkaar uitlacht als het niet goed gaat. Een negatieve sfeer in een groep kan er namelijk voor zorgen dat faalangst blijft bestaan of zelfs erger wordt.
  • Stel met het kind doelen op die realistisch zijn. Laat het kind met makkelijke taken beginnen zodat het succeservaringen opdoet en ga stap voor stap moeilijkere taken doen. Toets de stof die het kind aangeleerd heeft gekregen.
  • Laat merken dat je vertrouwen hebt in het kind. Het zelfbeeld van het kind wordt dan beter, wat goed is voor zijn zelfvertrouwen.
  • Bied een duidelijke structuur: vertel precies wat het kind kan verwachten. Op school, maar ook thuis. De lessen moeten goed georganiseerd zijn. Geef concrete voorbeelden, deel de stof op in kleine stukjes en leg verbanden met al behandelde lesstof. Geef duidelijk aan hoe het kind overhoort gaat worden.
  • Benadruk wat het kind al goed doet en leg goed uit waar het fout ging als het fout gaat. Geef daarbij ook het goede antwoord. Beloon het kind voor de niet-faalangstige momenten en geef waardering voor geleverde prestaties.
  • Stimuleer het kind om trots te zijn op zijn eigen prestaties.
  • Door zelfcontrole technieken aan te leren, zal het kind steeds meer het gevoel krijgen bepaalde dingen best wel te kunnen. Het kind moet zichzelf goed vinden, omdat hijzelf dat vindt, niet omdat anderen dat vinden. Let erop dat het kind dus niet afhankelijk wordt van de goedkeuringen die het krijgt van anderen.

Tips voor het omgaan met een faalangstig kind

Ouders moeten een aantal dingen in hun achterhoofd houden bij het omgaan met hun faalangstige kind:

  • Geen een persoon kan alles en fouten maken is menselijk.
  • Blijf goed praten met je kind. Zorg ervoor dat je kind het normaal vindt als dingen niet lopen zoals je zou willen. Als bijvoorbeeld vader aangeeft dat iets niet lekker liep op zijn werk, kan dat voor het kind een enorme opluchting zijn en maakt zich daardoor minder zorgen.
  • Je kind mag trots zijn op zijn eigen prestaties. Als ouder mag je best tegen je kind zeggen dat hij er trots op mag zijn. Laat je kind inzien wat goed ging in het werk.
  • Speel spelletjes met je kind waarin hij of zij zou kunnen verliezen (faalt), oefen ermee en leer hem/haar op die manier om met falen om te gaan.
  • Zorg voor een omgeving waarin je kind zelf dingen kan ontdekken en voor problemen zelf oplossingen kan vinden. Als het kind merkt dat het zelf oplossingen kan vinden, is dat goed voor zijn zelfvertrouwen. Neem dus niet alle struikelblokken weg.
  • Heb aandacht voor zowel positief als negatief gedrag. Geef opdrachten in plaats van indirect (met teleurstelling in je stem) een opmerking te plaatsen. Bijvoorbeeld, zeg niet: ‘je hebt alweer je kamer niet opgeruimd’, maar zeg: ‘ruim je kamer eens op’.

Meer over:
Faalangst – Algemeen, ontstaan en prognose
Kenmerken en diagnose faalangst
De verschillende typen faalangst
Behandeling faalangst
Praktische aanpak (thuis en therapie) en tips

5 gedachten over “Faalangst”

  1. Wat jammer dat u in het stukje faalangst en oorzaak het bij de opvoeding dus ouders/verzorgers neerlegt, ik vind dit nogal wat.
    Zeker zal in diverse gevallen hier sprake van zijn, maar ik kan u verzekeren dat er meer oorzaken te vinden zijn, die liggen buiten de opvoeding, buiten de ouders.
    Denk aan karakter, genen, pesttrauma en meer.
    Met vriendelijke groet,
    N.P.

    1. Bedankt voor uw reactie.

      De auteur schrijft voor zover wij zo snel kunnen zien niet dat de oorzaak van faalangst bij de ouders of verzorgers ligt, echter gaat zij in op de aspecten die het zelfvertrouwen onder druk zetten en dat ouders en verzorgers haar inziens daar wel vaak een rol in spelen bij de opvoeding.

      Ter verduidelijking, wij vragen aan de auteurs ook altijd om informatief te schrijven voor de ouders/verzorgers, leerkrachten en kinderen zelf, mogelijk dat hierdoor de rol van de ouders/verzorgers scherper wordt belicht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *